Vaarwel Verleden
Vaarwel Heden
Vaarwel Toekomst
Vaarwel Toushiro
©januari 2008 by Sindra
~Fanfic related to Bleach~
I don't own Hitsugaya ToushiroHoofdstuk 1 - VerledenHet was al laat, de straten verlaten. De donkere lucht zond de boodschap van een aankomende stortbui uit. Ik liep stilletjes voort, verzonken in mijn gedachten besefte ik nauwelijks wat er om me heen gebeurde. Ik wilde gewoon zo snel mogelijk naar huis.
Piepende remmen, ik keek op, een klap. Verstijfd bleef ik staan, de auto reed door. Ik probeerde het nummerbord in me op te nemen, maar hij was weg voor ik er de tijd voor had.
Met tegenzin gleden mijn ogen naar de jongen op de grond. Zijn wit weggetrokken gezicht werd verlicht door het schimmige licht van de lantaarnpalen. Stap voor stap liep ik naar hem toe. Zijn ogen waren gesloten, zijn lichaam lag in een vreemde positie en naast zijn hoofd een grote plas bloed.
Mijn maag keerde zich om, het was een afschuwelijk gezicht, het liefst was ik zo hard mogelijk de andere kant op gerend.
Ik knielde naast hem neer, probeerde het bloed te vergeten. Voorzicht duwde ik hem op zijn rug. Er kwam geen reactie van zijn kant, maar tot mijn uiterste verbazing zag ik dat hij nog ademde.
Paniekerig graaide ik in mijn zakken. Een ambulance, ik moest een ambulance bellen! Uiteindelijk mijn mobiel, met trillende vingers typte ik het nummer, duwde op bellen…
Een hand sloot zich om mijn pols. Ik keek naar de jongen, zijn bloeddoorlopen ogen waren open.
‘nee.’ Vormden zijn lippen. Ik keek verbaasd, hoorde in mijn oor een computerstem vragen wie ik wilde spreken. De brandweer, toets 1. De politie, toets 2. De ambulance, toets 3…
Verdoofd liet ik mijn mobiel zakken.
‘waarom niet?’ Fluisterde ik hysterisch. Hij schudde nogmaals zijn hoofd. Het kostte hem veel moeite.
Een plotseling fel licht verblinde me. Een auto! Ik greep de jongen en trok hem overeind. Stuntelend sleepte ik hem naar de stoep. De auto passeerde ons…
‘geen ambulance…’ herhaalde hij.
Zijn ogen waren weer gesloten, zijn gezicht toonde pijn. Ik snapte hem niet, waarom geen ambulance?
Ik kreeg geen tijd om het te vragen. De plotselinge kou, een rilling trok door mijn lijf. Hij scheen het ook gemerkt te hebben, tot mijn verbazing.
‘een hollow!’ Mompelde hij. Zijn ogen schoten open en hij krabbelde half overeind. Geschrokken door zijn plotselinge beweging, probeerde ik hem toch te ondersteunen.
‘je kunt beter blijven liggen!’ hysterische woorden uit mijn mond, ik was zijn moeder niet!
Hij reageerde niet, keek zoekend om zich heen.
‘het komt dichterbij.’ Deelde hij mede. Ik slikte, wenste dat ik thuis op de bank zat.
Ik gilde… sloot mijn ogen…wierp mijn armen voor mijn gezicht…werd opzij geduwd…rolde over de straatstenen… kwam tot stilstand.
Beschermende armen om me heen, ik opende mijn ogen. Mijn gezicht vlakbij het zijne, het monster enkele meters bij ons vandaan. Hij liet los, stond op en haalde een katana tevoorschijn.
‘stay back!’ commandeerde hij, stapte naar voren en zakte door zijn benen. Ik wilde naar hem toelopen, hij weerde me af, ik bleef staan. Mijn ogen gefixeerd op het zwarte wapperende gewaad wat me al mijn hele leven achtervolgde.
Het monster haalde uit, ik zag zijn armen doorbuigen, schoot hem te hulp. Hij keek verbaasd, besefte misschien nu pas dat ik hem zag.
‘waarom?’ Vroeg hij. Ik sloeg mijn ogen neer. Ik voelde tranen opkomen, waarom…? Goede vraag…
Het monster trok terug, voor kort, hij viel opnieuw aan. De jongen haalde uit, het monster verdween, de katana ketste over de straatstenen. Het bloed gutste uit zijn wonden, hij zakte weer in elkaar.
Opnieuw knielde ik naast hem neer, veegde de bloedrode haren uit zijn gezicht. Zwaard ademend keek hij me aan.
‘geen ambulance.’ Mompelde hij. Ik knikte, geen ambulance, inderdaad, het zou hem geen goed doen. Ik keek op, enkele meters naast me lag nog een lichaam, van dezelfde jongen, maar zonder ziel. Ik denk niet dat ik het snapte, maar ik dacht er ook niet over na.
‘wat dan wel?’ Mompelde ik. Hij reageerde niet, te uitgeput.
Plotselinge stemmen galmden door de nacht.
‘Hierheen…ik voelde het hier!’ Plotselinge bewegingen onder mijn neus.
‘weg.’ Mompelde de jongen. Hij krabbelde naar het levenloze omhulsel, smolt ermee samen, krabbelde verder naar de naastliggende bosjes, verborg zich. Geschokt bleef ik zitten, staarde naar de rode straatstenen.
‘het is weg! We waren te laat!’
‘inderdaad.’ De man wees naar mij. Hij en zijn maat droegen dezelfde zwarte gewaden en als de jongen.
‘denk je dat de hollow dat heeft gedaan?’
‘wat anders? Mensen beginnen niet vanzelf te bloeden.’ Ik keek naar beneden, ik zat inderdaad onder het bloed, mijn bloed, het lekte uit mijn armen, mijn benen, mijn buik. Misschien was ik meer door het monster geraakt dan ik beseft had.
‘denk je dat we nog wat met haar moeten doen?’
‘nah, het ziet er niet uit alsof ze weet wat er gebeurd is, misschien moeten we haar een fake-memory geven.’ Mijn ogen werden groter, alles behalve dat. Ik kwam overeind, rende weg, weg van deze vervloekte plaats. Een straat verder stopte ik, ik hoorde hen nog steeds.
‘moeten we achter haar aan?’
‘niet nodig, het zal wel goed komen.’
‘Toch vraag ik me af waarom de hollow haar niet opgegeten heeft.’
‘hij voelde ons waarschijnlijk aankomen.’
‘ja, dat zal het zijn.’
De stemmen stierven weg. Ik kwam weer tevoorschijn, liep terug. De jongen krabbelde uit de bosjes. Ik liep naar hem toe, hielp hem overeind.
‘ik denk dat ik je maar meeneem naar huis.’ Fluisterde ik onzeker, begon langzaam te lopen.
‘…en je ouders dan…’ Vroeg hij.
‘maak je geen zorgen,’ Antwoordde ik half lachend, hoewel ik helemaal niet vrolijk was. ‘ze zijn allang dood, vermoord door zo’n zelfde monster, de hulp kwam te laat.’
‘ow… sorry…’
‘hmm…ik ben opgegroeid in een pleeggezin.’
‘je woont daar niet meer?’
‘nee, ik ben zo gauw als ik kon uit huis gegaan. Ze haatten me, ik haatte hen…’
‘ow…’
Een stilte, we liepen door.
‘Het is niet dat het me iets aangaat, maar…’ Mompelde ik afwezig. ‘…waarom ontweek je hen. Het zijn toch…’
‘we zijn niet langer vrienden.’ Antwoordde hij vrij direct.
‘waarom niet?’
‘hmm…’
‘Je hoeft het niet te vertellen.’
Hij zweeg.
‘Ik ben Susu-chan, hoe heet jij eigenlijk?’
Geen antwoord. We liepen zwijgend voort.
‘Hitsugaya Toushiro…’
‘hmm…?’
‘Hitsugaya Toushiro, dat is mijn naam.’
‘ow…’
Het begon te regenen.
Next up: Hoofdstuk 2 - Heden